Erlotinib toegevoegd aan sorafenib verbetert niet de prognose van gevorderd hepatocellulair carcinoom
Sorafenib is het enige systemische middel, dat een significante verbetering van de totale overleving (OS) toont bij patiënten met gevorderd hepatocellulair carcinoom (HCC). Erlotinib is een directe en reversibele EGFR tyrosine kinase remmer (TKI). Het combineren van sorafenib en erlotinib bij HCC-patiënten zou kunnen resulteren in een synergistische of additieve antitumor werking. Uit nieuwe data van de SEARCH-studie blijkt dat het toevoegen van erlotinib aan sorafenib bij patiënten met gevorderd HCC niet leidt tot een verbetering van de OS of TTP. Sorafenib blijft daarom de standaardbehandeling bij gevorderd HCC.
Methoden
De deelnemers hadden gevorderd of niet reseceerbaar HCC met een ECOG PS van 0–1 en Child-Pugh klasse A. Ze werden gestratificeerd op basis van:
- ECOG PS (0 of 1);
- Macroscopische vaatingroei en/of extrahepatische verspreiding (ja of nee);
- Rookgedrag (momenteel, gestopt of nooit gerookt);
- Woonplaats (Amerika, Europa, Zuid-Afrika of Azië/Pacifische regio).
Ze kregen at random in een 1:1 ratio:
- oraal sorafenib 400 mg bid plus erlotinib 150 mg qd of
- oraal sorafenib 400 mg bid plus placebo 150 mg qd.
De behandeling vond op een continue basis plaats, waarbij iedere zes weken een scan werd gemaakt. Het primaire eindpunt was de OS. De secundaire eindpunten waren onder andere het tijdsbeloop tot progressie (TTP), procentuele ziektecontrole (‘disease control rate’, DCR) en veiligheid.
Resultaten
Van de 720 deelnemers kregen 362 patiënten sorafenib plus erlotinib en 358 personen sorafenib plus placebo. Het merendeel was man en had levercirrose. De mediane OS en TTP toonden geen significante verschillen tussen beide groepen (tabel 1). Ook per regio werden tussen beide groepen geen significante verschillen gevonden voor de OS of TTP.
De DCR en mediane behandelduur waren lager in de groep met sorafenib plus erlotinib, terwijl in die groep zich meer patiënten terugtrokken na ≥ één behandelcyclus (tabel 1).
Tabel 1. OS en TTP in de twee behandelgroepen.
Eindpunten |
Sorafenib plus erlotinib |
Sorafenib plus placebo |
HR (95%-BI) |
Significantie |
OS (maanden) |
9,5 |
8,5 |
0,929 (0,781–1,106) |
p=0,204 |
TTP |
3,2 |
4,0 |
1,135 (0,944–1,366,) |
p=0,91 |
DCR |
43,92% |
52,51% |
|
|
Behandelduur (maanden) |
2,8 |
4,0 |
|
|
Staken van studie na ≥ één behandelcyclus |
34,0% |
23,8% |
|
|
De percentages van 'treatment-emergent' en medicatiegerelateerde AE’s (100% versus 99,2% respectievelijk 95,0% versus 95,2%) waren vergelijkbaar in beide groepen alsmede de 'treatment-emergent' en medicatiegerelateerde, ernstige AE’s (58,0% versus 54,6% respectievelijk 21,0% versus 22,8%). De ORR neigde naar een hogere waarde in de sorafenib/erlotinib-arm (p=0,051), terwijl de DCR significant hoger was in de sorafenib/placebo-arm (p=0,0104).
Vergeleken met monotherapie met sorafenib of erlotinib werden voor de combinatie geen nieuwe of onverwachte vormen van toxiciteit gevonden, maar de combinatie leidde wel tot meer bijwerkingen.
Conclusies
Het toevoegen van erlotinib aan sorafenib bij patiënten met gevorderd/niet reseceerbaar HCC leidde niet tot een verbetering van de OS of TTP. Sorafenib monotherapie blijft daarom de standaardbehandeling bij gevorderd HCC. Verdere studies naar ondermeer biomarkers zijn gaande.
Referentie
Zhu AX, Rosmorduc O, Evans J, et al. SEARCH: A phase III, randomized, double-blind, placebo-controlled trial of sorafenib plus erlotinib in patients with hepatocellular carcinoma (HCC). (SEARCH-trial). ESMO Congress 2012. Wenen, Oostenrijk. Ann of Oncol 2012; vol 23; suppl 9:abstract LBA2.