Header nwslttr ESMO 2023

Neoadjuvante chemotherapie met FOLFIRINOX leidt niet tot langere overleving bij resectabele alvleesklierkanker

Eerder liet de PREOPANC-1-studie zien dat neoadjuvante gemcitabine-bevattende chemoradiotherapie voorafgaand aan een operatie een voordeel in algehele overleving biedt ten opzichte van een directe operatie bij patiënten met (‘borderline’-)resectabele alvleesklierkanker. Mogelijk kan neoadjuvante chemotherapie met 5-fluoro-uracil, folinezuur, irinotecan en oxaliplatine (FOLFIRINOX) de overleving van deze patiënten verder verbeteren. Dit werd nader onderzocht in de PREOPANC-2-studie, waarvan hepato-pancreato-biliair chirurg en chirurgisch oncoloog prof. dr. Bas Groot Koerkamp (Erasmus MC, Rotterdam) de resultaten besprak tijdens ESMO 2023.

In Nederland bestaat de huidige standaardbehandeling voor patiënten met (‘borderline’-)resectabele alvleesklierkanker uit een operatie, gevolgd door adjuvante chemotherapie. Desondanks is genezing zeldzaam en bedraagt de 5-jaarsoverleving minder dan 5%.1 Mogelijk is bij deze patiënten een rol weggelegd voor chemotherapie met 5-fluoro-uracil, folinezuur, irinotecan en oxaliplatine (FOLFIRINOX) in de neoadjuvante setting. Chemotherapie met FOLFIRINOX wordt al veelvuldig toegepast bij patiënten met uitgezaaide of lokaal irresectabele alvleesklierkanker.

Studieopzet

PREOPANC-2 is een gerandomiseerde fase III-studie die is uitgevoerd in 19 Nederlandse ziekenhuizen.2 Patiënten met (‘borderline’-)resectabele alvleesklierkanker werden gerandomiseerd tussen chemotherapie met FOLFIRINOX elke 14 dagen in 8 cycli, gevolgd door een operatie zonder adjuvante behandeling, of neoadjuvante chemotherapie met gemcitabine in 3 cycli en gehypofractioneerde radiotherapie (36 Gy in 15 fracties gedurende de tweede cyclus), gevolgd door een operatie en adjuvante chemotherapie met gemcitabine in 4 cycli. De primaire uitkomstmaat was algehele overleving (‘overall survival’, OS). Secundaire uitkomstmaten waren onder andere het percentage patiënten bij wie een resectie werd uitgevoerd en het percentage patiënten bij wie een ernstig ongewenst voorval (‘serious adverse event’, SAE) optrad.

Resultaten

In de periode juni 2018-januari 2021 werden 375 patiënten gerandomiseerd, van wie er 188 werden toegewezen aan de FOLFIRINOX-groep en 187 aan de chemoradiotherapiegroep. Van deze 375 patiënten bleken 4 patiënten niet te voldoen aan de inclusiecriteria en trokken 2 patiënten hun informed consent in. Na een mediane follow-upduur van 41,7 maanden was de mediane OS 21,9 maanden in de FOLFIRINOX-groep en 21,3 maanden in de chemoradiotherapiegroep (HR [95%-BI]: 0,87 [0,68-1,12]). Het resectiepercentage was vergelijkbaar tussen de groepen (77 vs. 75%; p=0,69). SAE’s traden op bij 49% van de patiënten in de FOLFIRINOX-groep en bij 43% van de patiënten in de chemoradiotherapiegroep (p=0,26).

Conclusie

Uit deze Nederlandse fase III-studie (PREOPANC-2) blijkt dat neoadjuvante chemotherapie met FOLFIRINOX niet leidt tot een langere OS bij patiënten met ‘borderline’-resectabele of resectabele alvleesklierkanker, vergeleken met neoadjuvante gemcitabine-bevattende chemoradiotherapie.

Referenties

1. Alvleesklierkanker in cijfers. Amsterdam: KWF Kankerbestrijding; 2023. Beschikbaar via: https://www.kwf.nl/sites/default/files/2023-10/alvleesklierkanker-in-cijfers.pdf.
2. Groot Koerkamp B, et al. Neoadjuvant chemotherapy with FOLFIRINOX versus neoadjuvant gemcitabine-based chemoradiotherapy for borderline resectable and resectable pancreatic cancer (PREOPANC-2): a multicenter randomized controlled trial. Gepresenteerd tijdens ESMO 2023; abstract LBA83.

Spreker Bas Groot Koerkamp

Bas Groot Koerkamp

Prof. dr. Bas Groot Koerkamp,
Erasmus MC, Rotterdam

Zie: Keyslides

Back to Top