preheader NTVO

header website

Adjuvant mFOLFIRINOX verlengt significant de algehele en progressievrije overleving bij patiënten met een gereseceerd pancreascarcinoom

Uit een multicentrische, gerandomiseerde fase III-studie bleek dat patiënten met een chirurgisch verwijderd pancreascarcinoom na adjuvante behandeling met mFOLFIRINOX mediaan 20 maanden langer leefden en 9 maanden langer ziektevrij waren dan patiënten die de standaardbehandeling met gemcitabine kregen. Het voordeel van mFOLFIRINOX over gemcitabine werd gezien in alle onderzochte subgroepen. De toxiciteit van de experimentele behandeling was echter aanzienlijk groter dan die van de standaardbehandeling. De onderzoekers concludeerden daarom dat mFOLFIRINOX op basis van deze resultaten beschouwd kan worden als de nieuwe standaardtherapie na chirurgische resectie van pancreascarcinoom bij patiënten met een goede performancestatus.

Adjuvante chemotherapie met gemcitabine kan de overleving van pancreascarcinoompatiënten na resectie substantieel verlengen in vergelijking met alleen chirurgie. Om deze reden was gemcitabine was de afgelopen 10 jaar de standaard adjuvante behandeling. Bijna 75% van de patiënten ontwikkelt echter binnen 2 jaar na adjuvante therapie een recidief. Er is daarom een grote behoefte aan effectievere therapieën in deze setting. FOLFIRINOX is effectiever dan gemcitabine als eerstelijnsbehandeling van patiënten met een gemetastaseerd pancreascarcinoom en een goede performancestatus. Een modificatie van dit regime (mFOLFIRINOX), zonder bolus intraveneus fluorouracil is geassocieerd met minder hematologische toxiciteit en minder diarree, terwijl het niet inboet aan effectiviteit.

In de hier gepresenteerde studie (PRODIGE 24/CCTG PA.6) werd het mFOLFIRINOX-regime vergeleken met gemcitabine als adjuvante therapie bij patiënten met een gereseceerd ductaal adenomcarcinoom van de pancreas.

In totaal werden 493 patiënten met een histologisch bevestigd ductaal adenocarcinoom van de pancreas gerandomiseerd tussen mFOLFIRINOX of gemcitabine na een R0- of R1-resectie. Inclusiecriteria waren verder een WHO-performancestatus 0-1, adequate hematologische functies en nierfunctie en afwezigheid van cardiale ischemie. Gemcitabine werd toegediend in 6 cycli van 28 dagen op dag 1, 8 en 15. Het mFOLFIRINOX-schema bestond uit intraveneus oxaliplatine (85 mg/m2), leucovorine (400 mg/m2) en irinotecan (150 mg/m2) op dag 1, gevolgd door continue infusie van 5-FU (2,4 g/m2 gedurende 46 uur elke 14 dagen) voor 12 cycli. Het primaire eindpunt van de studie was de ziektevrije overleving (DFS); secundaire eindpunten omvatten totale overleving (OS), metastasevrije overleving (MFS) en toxiciteit.

Na een mediane follow-up van 33,6 manden bedroeg de mediane DFS 21,6 maanden in de mFOLFIRINOX-groep vergeleken met 12,8 maanden in de gemcitabine-groep (HR [95%-BI] 0,58 [0,46-0,73], p<0,0001). Na 3 jaar was 39,7% van de met mFOLFIRINOX behandelde patiënten nog ziektevrije ten opzichte van 21,4% met gemcitabine. Dit overlevingsvoordeel was consistent binnen alle onderzochte subgroepen. Patiënten in de mFOLFIRINOX-groep leefden bijna 20 maanden langer dan patiënten in de gemcitabine-groep (mediane OS 54,4 versus 35,0 maanden; HR [95%-BI] 0,64 [0,48-0,86]; p=0,003). De 3-jaarsoverleving bedroeg 63,4% in de mFOLFIRINOX-groep en was daarmee 15% langer dan in de gemcitabine-groep (48,6%). Ook de 3-jaars ziektespecifieke overleving was 15% langer met mFOLFIRINOX ten opzichte van gemcitabine (66,2% versus 51,2%). Bovendien leidde mFOLFIRINOX tot een significant langere tijd tot het optreden van metastasen (mediane MFS 30,4 versus 17,7 maanden; HR [95%-BI] 0,59 [0,46-0,76]; p<0,01).

De incidentie van ernstige bijwerkingen (voornamelijk hematologisch van aard) was hoger in de mFOLFIRINOX-groep dan in de gemctiabine-groep (graad 3/4-bijwerkingen: 76% versus 53%). De gerapporteerde bijwerkingen waren over het algemeen goed behandelbaar. De meest voorkomende graad 3/4-bijwerkingen van mFOLFIRINOX waren diarree (18,6% versus 3,7%; p<0,001), vermoeidheid (11% versus 4,6%; p=0,014), sensorische perifere neuropathie (9,3% versus 0%; p<0,001) en braken (5,0% versus 1,2%; p=0,039). De incidentie van graad 3/4-trombocytopenie was hoger met gemcitabine (4,5%) dan met mFOLFIRINOX (1,3%; p=0,03). Andere veelvoorkomende bijwerkingen van gemcitabine waren hoofdpijn, koorts, griepachtige symptomen, zwelling en lage aantallen bloedcellen. Er was geen verschil in het risico op febriele neutropenie tussen beide groepen. Er was 1 geval van overlijden te betreuren in de gemcitabine-groep.

 

Referentie

Conroy T, et al. Unicancer GI PRODIGE 24/CCTG PA.6 trial: A multicenter international randomized phase III trial of adjuvant mFOLFIRINOX versus gemcitabine (gem) in patients with resected pancreatic ductal adenocarcinomas. Gepresenteerd tijdens ASCO 2018; abstract LBA4001.

Spreker Thierry Conroy

 Conroy

Thierry Conroy, MD, PhD, Institut de Cancerologie de Lorraine, Nancy, France


Zie: Keyslides

Back to Top